Richting Zuiden
Door: tonvanhove4
Blijf op de hoogte en volg Ton
12 April 2011 | Spanje, Jimena de la Frontera
ZATERDAG 9 APRIL – ANTEQUERA – 47KM.
Ontbijt in het hotel. Ik probeer op het kaartje van het hotel een strategische route te bedenken, die me niet eerst diep naar beneden naar het centrum brengt en dan weer hoog naar boven om het stadje uit te komen.
En het lukt me. Ik kijk op het laatste nog even voor de zekerheid op de kaart of ik goed zit. Een oude señora komt aanschuifelen en vraagt of ik Duitser ben. No, Holandes. Nou die verstaan ook goed Duits, weet ze te melden en ze vertelt in goed Duits dat ze twintig jaar in de buurt van Stuttgart heeft gewoond. Dat ik hier op de fiets vakantie vier, snapt ze totaal niet. Waarom ik vanuit Valencia terugvlieg en niet vanuit Granada of Málaga? Dat is toch veel dichterbij? Ik leg haar nog maar eens uit dat ik fietsen leuk vind en als ik thuis was gebleven helemaal niet had hoeven fietsen. Dan valt het kwartje toch nog bij haar.
We hebben lol met elkaar. Ze noemt me steeds lieber Mann.
Ik fiets verder. Even later zie ik een man, die in de berm van de weg groene asperges zoekt. Voor vanavond heeft hij genoeg te eten.
Ik kom door Río Frío, een idyllisch gelegen plekje in een lommerrijk gebied. Bijna alle huizen zijn hier verbouwd tot restaurant. De obers staan hoopvol te wachten op hun clientèle. Voor mij is hier koffie.
Ik vraag de ober de weg naar Cuesta Blanca. Rechtdoor, maar het gaat wel omhoog, hoor, zegt hij. Ik ben niet verbaasd. Cuesta Blanca is witte helling dus ik begin vol goede moed. Boven krijg ik als beloning een fontein met heerlijk koud water.
Ik daal weer af naar de snelweg die hier in de buurt loopt en rijd er een paar kilometer vlak langs over een via de servicio. Een broodje tonijn in Archidona en dan het laatste stuk naar Antequera waar ik lang geleden wel geweest ben.
Ik fiets langs de Peña de los Enamorados, de rots van de twee gelieven. Het is een grote steenklomp in een tamelijk vlak landschap.
De dochter van een Moorse bevelhebber was hopeloos verliefd op een Christelijke gevangene. Ze besloten samen te vluchten, maar de lijfwacht van de vader ontdekte het en achtervolgde het tweetal tot op de top van de rots. Wanhopig stortten de twee gelieven zich daar hand in hand in de afgrond. Aldus mijn reisgids.
Even later bereik ik Antequera. In de hoofdstraat vind ik Hotel Castilla.
Na de douche lange tijd op een terras gezeten met boek Vrome Zondaars over het sexueel misbruik in de katholieke kerk. Een interessant boek.
Als het wat frisser wordt ga ik naar binnen om er wat te eten. Ik heb lol met de serveerster, die graag Engels wil praten maar er weinig van bakt. Ondertussen serveert ze me kippensoep (nou ja!) en heerlijke Rabo de Toro (stierenstaart). Als dessert nog een specialiteit van Antequera: Bienmesabe, een toetje van Moorse herkomst gemaakt van amandelen.
Dan slapen, want morgen heb ik weer een lange dag.
ZONDAG 10 APRIL - SETENIL – 76 km
Prima geslapen. Af en toe wakker van de lift en van twee enamorados.
Om half negen gaat de wekker, er wacht een lange dag.
Het is al druk op straat, terwijl het toch zondag is. Veel dagjesmensen zijn op stap. En veel wielrenners. Ik rijd op een bijna vlakke weg richting Bobadilla. Groepen wielrenners juichen me toe als ik ze tegenkom. Ik passeer zelfs nog een viertal. Ze moesten zich schamen. Ik met al die bagage!
Ik bereik Bobadilla Estación, een soort Utrecht voor de treinenloop in Andalusië. Veel stelt het allemaal niet voor. Wel loopt er een hogesnelheidsbaan. Zou Utrecht toch graag willen hebben.
Ik fiets lekker door via Campillos naar Teba. Het is 1 uur en ik heb 42 km. op de teller staan. Nog niet eerder heb ik deze reis heb ik zoveel km’s achter elkaar doorgefietst zonder te stoppen. De power begint een beetje te komen en tijd voor een kop koffie.
Een zeer rustig landweggetje (bij Michelin vonden ze het niet nodig om het op de kaart te zetten) brengt me van Teba naar Cañete la Real. De berm staat weer vol bloeiende wilde planten. Veel klaprozen dit keer met het frisse groen van het opkomende graan erachter. Prachtig.
Het wordt heuvelachtiger hier. Na een hele steile klim kom ik in Cañete la Real. Wat er koninklijk aan is , is me niet helemaal duidelijk. Een boerse bevolking begroet me in de plaatselijke bar, waar de Fanta Naranja me goed smaakt. Ik vraag de barman waar de weg is naar Alcalá de la Valle. Hij bewijst weer eens dat Spanjaarden niet kunnen kaartlezen. Hij roept maar wat en weet amper zijn eigen dorp op de kaart te vinden. Iedereen gaat zich er nu mee bemoeien en ik word alle kanten opgestuurd. Uiteindelijk is er één die doorheeft wat ik wil. Hij stuurt me een straat in waar echt niet valt te fietsen, zo steil, maar eenmaal boven ligt de weg naar Alcalá voor me. Een mooie weg, pas geasfalteerd.
Het zijn 16 pittige kilometers, omhoog en omlaag. Dan nog 5 kilometer in dalende lijn naar Setenil. Een lekker besluit van een mooie fietsdag. Hotel El Amendral weet ik van vroeger gemakkelijk te vinden. Het is er erg gezellig met verschillende familiebijeenkomsten.
Lekker wat verder lezen in het boek van de Vrome Zondaars. Op het terras met koud bier en chips.
’s Avonds eet ik er prima, terwijl iedereen vertrokken is.
MAANDAG 11 APRIL – UBRIQUE - 62 km.
Ik slaap uit vandaag, het is hier ook zo stil. Om kwart over negen ga ik er uit. Ontbijt buiten op het terras met uitzicht op het zwembad, dat aan het vollopen is. Ze zijn er hier vroeg bij.
Dan Setenil in; ik ben er al verschillende keren geweest. Een klein riviertje heeft er grote rotsblokken uitgesleten. De mensen hebben er weer rotswoningen van gemaakt met een natuurlijke zonnewering.
Ik duw de fiets door de zeer steile straatjes omhoog, het valt niet mee.
Boven op het hele kleine dorpspleintje is er koffie. Ik heb respect voor de chauffeurs van de bestelwagens die hier hun goederen komen afleveren. Manoeuvreren door deze smalle steile straatjes en dan ook je auto nog parkeren, terwijl er nergens plek is.
De koffie is niet te drinken, dus ik ga verder. Loop nog even naar het hoogste punt van het dorp waar vriend Bram jaren geleden de foto maakte voor het schilderij van zijn hand dat bij ons thuis in de kamer hangt. Ik maak de foto nog maar eens een keer.
Een Duits meisje spreekt me aan; ze had me al gezien met mijn fiets. Ze vertelt dat ze bij vrienden de camping voor het nieuwe seizoen heeft opgeruimd. Nu heeft ze nog een paar vrije dagen voor haarzelf.
Ik ga weer verder en duw de fiets het dorp uit. Fietsen is hier niet mogelijk, zo steil. Kom langs de garage waar Bram toen zijn lekke band heeft laten repareren.
En dan fiets ik over een zeer rustige weg door een prachtig landschap. Zie in de verte Olvera liggen, ook zo’n mooi wit dorp. Daal heel sterk naar de N376 om van daaruit weer door een bergengte naar boven te klimmen. Linksaf de weg in naar Grazalema. Een van de mooiste fietsweggetjes die ik ken.
Tussen de kurkeiken gaat het dan weer wat omhoog, dan weer wat omlaag. In de verte zie ik Zahara de la Sierra hoog boven het stuwmeer liggen. Over ongeveer 2 weken logeer ik daar.
De afslag naar Grazalema laat ik rechts van me liggen. Het scheelt een hele klim, zowel heen als terug. De prachtige weg richting Ubrique is voornamelijk in dalende lijn. Het laatste stuk vanaf Benaocaz duikt gewoon de diepte in.
In Ubrique aangekomen vind ik meteen mijn hotel. Eerst een biertje met chips.
Na de douche kom ik buiten en zie een fietser voorbijkomen. Ik haal wat geld uit de automaat en zie aan de overkant nog een fietser langs de kant staan. Het blijkt een Duitser te zijn en die andere fietser hoort bij hem. Hij heeft moeite met klimmen, zegt hij. Ze komen uit Jerez.
Ubrique leeft van de leerindustrie. Bij ABC, een van de vele winkels, koop ik een riem voor mezelf.
Daarna wat drinken in de bar voor de supporters van de beroemde stierenvechter Jesulín de Ubrique. Er komen twee mongolen binnen. Ze hebben veel plezier en laten niet met zich sollen. Dat gebeurt wel, maar op een leuke manier, met respect. Ze krijgen wat frisdrank en even later vertrekken ze weer.
Ik ga in het hotel eten en ja hoor, daar zitten de twee fietsende Duitsers al. Ik praat even met ze en zoek dan een eigen tafel. Ik heb geen zin om de hele avond met ze op te trekken. Een goed besluit volgens mij als ik ze zo met z’n tweeën zie zitten.
Het restaurant van het hotel blijkt een veredelde Hamburgertent te zijn. Het geeft niet, ik wil er wel een. Soep vooraf en daarna een Hamburgesa Completa.
Aan die ene Hamburger heb ik niet genoeg. Het is bijna allemaal lucht. Ik bestel er nog een.
Er zijn twee obers, alleen zie je ze nooit. Als je wat wilt moet je ze uit keuken halen. Er zit nog een echtpaar te eten, hotelgasten. De man wordt zichtbaar geïrriteerder iedere keer als hij zijn loopje naar de keuken maakt. Dat wordt vast geen fooi!
DINSDAG 12 APRIL – JIMENA DE LA FRONTERA – 62 KM.
Als ik beneden bij de receptie kom staat de geïrriteerde man van gisteravond op hoge poten ruzie te maken met de receptioniste. Kwaad verlaat hij het pand. Het meisje overhandigt me behoorlijk terneergeslagen de rekening. Het spijt me dat ik haar niet een beetje kan opbeuren, ik zal hier ook nooit meer een voet over de drempel zetten.
Ubrique ligt diep in een dal, dus moet er geklommen worden om er uit te komen alleen gaat dat klimmen door tot de afslag naar Cortes de la Frontera. Er is een heuse col: de Puerto de Monjón de la Víbora op 595m. hoogte. Men vond het niet nodig dit op de kaart te vermelden. Maar het kan nog veel hoger vinden ze hier. Na de col gaat het maar verder. Uiteindelijk geeft mijn tellertje 721 m. aan en dan begint het dalen. Ik zit inmiddels bijna 400m. hoger dan vanochtend bij het vertrek.
Het is een prachtig fietsweggetje. Niemandsland, zo af en toe een verdwaalde huurauto met toeristen of een boswachter, dat is het wel zo’n beetje. Horeca is er dan natuurlijk ook niet.
Wel veel kurkeiken om me heen voor de helft van hun bast ontdaan. Van Bram mag je veel, maar dit mag echt niet van hem.
Weer veel nieuwe soorten bloemen in de berm. Heel veel maagdenpalm.
Een lekker zonnetje op mijn hoofd, iets teveel wind, zo kom ik hier mijn dagen door.
Bij de Puerto de Gális op nog slechts 419m. hoogte heeft iemand het lef gehad om een tentje te beginnen. Er komen maar liefst vier wegen samen. De man achter de bar is een ondernemend type. Ik ben amper binnen of hij heeft het hele menu al opgenoemd. Ik houd het bij een broodje warm vlees (lomo).
Ik heb meer dan genoeg als ik opstap voor de laatste 30km.
Ook hier is het prachtig; ik blijf zo’n beetje op dezelfde hoogte en spring als het ware van de ene bergwand naar de andere.
Dan duik ik ineens naar een bruggetje over de Río Hozgarganta. Een rare naam zowel hoz als garganta betekenen kloof. Een dubbele kloof dus.
Na de brug is het natuurlijk weer klimmen geblazen, dat weet iedere fietser.
Het laatste stuk is het weer dalen. Een mooi einde van een heerlijke fietsdag door een magnifiek natuurgebied. Ik neem hetzelfde hotel als 3 jaar terug toen ik ook in dit plaatsje de nacht doorbracht.
Douchen, kleren wassen en dit verslag bijwerken. En zo meteen lekker eten.
-
13 April 2011 - 14:41
Bernard:
Hallo Ton,
Klinkt net als bij al je vorige reizen jaloersmakend. Zonnetje, hapje, drankje, babbeltje, 16 km is al ver en 700 meter erg hoog. En als bonus mag je elke avond voor het slapen aan in Vrome Zondaars, de kamasutra voor katholieken, lezen.
Blijf je vermaken.
-
13 April 2011 - 19:50
Wendy En Marten:
Ha Ton op je snelle stalen rossie, oh nee, het zijn jouw benen die de snelheid maken!
Heerlijk om je reis weer mee te mogen fietsen achter de pc. We kunnen het zowat ruiken!
Heb je zin om in september mee te gaan naar China voor een maandje? Alleen daar is geen SPaans van de maken!!!
Heel veel plezier en we blijven je volgen.
Hugs
-
16 April 2011 - 19:42
Kees:
Hai Ton, je verslag gelezen. Mooie verhalen en je hebt het echt naar je zin. Anders voor mij want over een half uu ga ik de deur uit om de nachtdienst in te gaan! Jij nog veel fietsplezier! Groet, Kees
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley